Heden, anno 2010
Vanaf de splitsing met de Bergweg buigt de Enkweg zich naar rechts af tot aan de Ringallee.
De gehele Enkweg is in 2009 van nieuwe klinkers voorzien. De foto van deze wegwerkzaamheden, waarbij ook het riool is vervangen, is gemaakt door An Aartsen.
Opvallend is dat het zuidelijkste gedeelte zo smal is. Vanaf het noorden is het niet toegestaan hier met auto’s in te rijden.
Beeldbepalend aan de Enkweg is de school en het Enkplein. De school O.B.S. Daalhuizen heeft de hoofdingang aan de Enkweg. Als de school begint of uit gaat is het hier een drukte van belang.
Aan deze weg staan zeer verschillende huizen. Prachtige wat kleinere herenhuizen waarvan enkele met serre en ook een aantal huizen met de bouwstijl ‘Amsterdamse School’.
Verleden
De Enkweg is een oude doorgaande weg. In aktes van enkele panden aan de Enkweg is terug te vinden dat de bewoners vroeger een stukje straat kochten. Er stond wel in dat ze verzocht werden openbare doorgang te verlenen.
De naam verwijst naar het woord es, eng of enk. Het heeft de betekenis van een hoog gelegen akker, bouwland bij een dorp. Vroeger, toen er nog geen straatnamen bestonden, werd zo aangegeven waar men iets kon vinden.
De eerste afbeelding is een ansichtkaart, deze is gemaakt ter hoogte van de Van Pallandtstraat.
De middelste foto is van archieven.nl en is van ongeveer 1970. Rechts op deze foto is de boom op het Enkplein te zien, de doorgang naar de Vondellaan nog niet afgesloten.
De rechtse foto is het lage gedeelte van de Enkweg. De foto is ter beschikking gesteld door de heer en mevrouw Berends en is gemaakt door de heer G.W. Berends in de zeventiger jaren.
Bijzonderheden
Bioloog Frans Florschütz, Enkweg 37
Frans Florschütz, geboren in 1887, was een belangrijke man in de wetenschap. In 1919 verhuisde hij met zijn vrouw naar de Enkweg 37. Een huis in de Amsterdamse schoolstijl.
In 1920 en 1922 hield Florschütz lezingen en behandelde hij collecties van de Nederlandse Mycologische Vereniging. In 1923 slaagde hij voor zijn bachelorexamen in de biologie. Gefascineerd door de mogelijkheden van paleobotanie richtte hij in 1924 een privélaboratorium op in de tuin van zijn huis. Hij begon met het bestuderen van macrofossielen en verwierf al snel de laboratoriumapparatuur om pollenmonsters chemisch te bereiden. Zijn eigen stuifmeellaboratorium, veelal Paleobotanisch Laboratorium genoemd, werd onderdeel van de Landbouwhogeschool.
Zijn paleobotanisch laboratorium in Velp was veertig jaar lang het middelpunt van zijn onderzoek. Voor de operationele kosten en salarissen van enkele parttime pollenanalisten ontving hij jaarlijks subsidies van het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening.
Tot aan zijn dood in 1965 woonde Florschütz aan de Enkweg. Het schuurtje staat er nog steeds.
Henry Hooghiemstra deed drie lang onderzoek naar Frans Florschütz.
Boek van Janny Vredenberg over de evacuatie van Arnhem
Wijkbewoonster Janny Vredenberg-Alink† schreef samen met haar zoon Jan Vredenberg het boek "Herinneringen aan de evacuatie van Arnhem". Het is uitgegeven door Stichting Matrijs, ISBN 978 90 5345 514 2.
Het boek gaat niet expliciet over Daalhuizen, maar is een persoonlijk verslag van een wijkbewoonster over de evacuatie van Arnhem van de toen 5 jarige Janny. Ze woonde met haar ouders en broer op de Paasberg in Arnhem. Ze kwamen via Otterlo, Hoenderloo in Zeist terecht.
Er is wel een link met de wijk Daalhuizen. Op bladzijde 46 vertelt Janny -nadat de Arnhemmers waren geëvacueerd- dat haar vader al eerder matrassen en dekens uit hun huis in Arnhem had weggehaald en, op een handkar, naar Velp heeft gebracht. Hierbij kreeg hij hulp van Sientje Immink. Sientje Immink woonde samen met haar zuster Jo, naaister, aan de Enkweg hoek Hertogstraat. Ze hadden een textiel- en fourniturenwinkeltje.
Janny's moeder kende de gezusters van vroeger uit Diepenheim, en heeft bij hen kostuumnaaien geleerd. Toen het gezin Vredenberg in 1974 aan de Enkweg kwamen wonen, woonden de gezusters Immink er ook nog.
In herinnering
Ik, Anita, leerde Janny kennen in de periode dat ik actief was in en voor de wijk. We deden mee aan 'Open Monumentendag'. Hoewel ze over het algemeen terughoudend was, wilde ze hier wel aan meewerken. Zo zaten we onder andere een dagje samen achter een tafeltje met informatie over de huizen ín de 'Amsterdamse Schoolstijl' in onze wijk.
Ze vertelde dat ze geschiedenis gestudeerd had, in Friesland heeft gewoond en vanaf begin jaren zeventig in Velp woont. Ze had een brede belangstelling onder andere voor architectuur, net als haar zoon Jan, die ik ook tegenkwam in verschillende publicaties. Maar bovenal zorgde ze met enorme toewijding voor haar man en kinderen.
Johan van der Woude
Aan de Enkweg 12 op de hoek met de Da Costalaan woonde Johan van der Woude. Hij kwam er wonen vlak na de WOII. De familie van der Woude was eigenaar van de woning van 1955 tot 1987. Johan van der Woude werd geboren op 6 januari 1906 in Groningen en overleed op 7 februari 1979 in het ziekenhuis in Velp. Hij trouwde in 1929 met violiste Elise Smulders (1899-1974) en kreeg met haar twee kinderen, Derk Michael en Berend Boudewijn (23 juni 1936). In 1943 trouwde hij met Francoise Dronkers en kreeg met haar een zoon, Johannes Frederik.
Van der Woude was een bekend schrijver en schreef onder verschillende pseudoniemen, Martijn Cort, Jan Kempe en J.C. Falke. Hij schreef novellen, romans en biografieën: Belle van Zuylen, De Groene Lantaarn en een biografie van Maria Dermout, de vrouw en de schrijfster (1973). Na het uitbreken van de oorlog weigerde hij zich aan te melden bij de Kultuurkamer. Hij sloot zich aan bij het kunstenaarsverzet, dat de basis zou vormen voor de naoorlogse Federatie van Kunstenaarsverenigingen en dook onder in Arnhem. Naar aanleiding van zijn ervaringen schreef hij het boek 'Arnhem betwiste stad'. In dit boek vertellen een man en een vrouw over de strijd en evacuatie van Arnhem. De zeer royale opbrengst van dit boek stopte hij in een fonds waaruit jaarlijks de Johan van der Woude prijs wordt toegekend aan de beste leerling van de Arnhemse Kunstacademie. Om zijn gezin te onderhouden werkte hij ook als journalist.
Op een dag in 1949 klopte Maria Dermout aan de deur bij Johan van der Woude aan de Enkweg 12 met manuscripten hij was zo onder de indruk van haar werk dat hij een biografie schreef. Je kunt wel stellen dat hij haar schrijftalent ontdekt heeft. Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermout-Ingerman (Java 15 juni 1888-'s Gravenhage 27 juni 1962) was een Nederlands-Indische schrijfster. Zij debuteerde op 62 jarige leeftijd dankzij Johan van der Woude.
Jarenlang was van der Woude de bezielende leider van het artistieke leven in Velp en Arnhem. Hij werkte onder andere mee aan het 'Jeugdfestival' in Velp. Dit werd georganiseerd van 1959 tot en met 1968. Hij won verschillende prijzen: in 1958 de Culturele prijs van de Provincie Groningen en in 1965 de Culturele prijs van de gemeente Arnhem, beide voor zijn gehele oeuvre, terwijl hij in 1968 met zijn Toreneindspel de Hoorspelwedstrijd won. Tussen 1950 en 1970 zat Van der Woude in verschillende jury’s, onder meer voor prijzen ingesteld door de gemeente Arnhem en de provincie Gelderland. In 1976, op zijn 70ste verjaardag werd hij benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Johan van der Woude wordt gerekend tot een van de grote Nederlandse schrijvers van de 20ste eeuw.
Berend Boudewijn van der Woude
Hoewel zijn ouders gescheiden waren, zal Berend Boudewijn zijn vader en stiefmoeder weleens bezocht hebben aan de Enkweg. Volgens enkele oud wijkbewoners hockeyden hij en zijn broer Johan vaak op het Enkplein. Berend Boudewijn was getrouwd met Martine Bijl. Hij is bekend geworden door zijn presentatie met de Berend Boudewijn kwis (1971-1975), waarbij je een kleuren t.v. kon winnen.
Kapper Schulski
Hans Fritz Max Schϋlski werd in 1905 in Berlijn Schoeneberg geboren, na de Mittelschule volgde hij de opleiding tot Friseur, een zeer brede opleiding tot dames en herenkapper, grimeur en pruikenmaker. Hij vertrok naar Nederland en ontmoette in Zwolle zijn toekomstige vrouw Berendina Janna Kamphuis.
Deze relatie kwam zwaar onder druk te staan. Beiden zetten hun relatie toch door en trouwden in 1930, waarna de heer Schϋlski besloot zelf een kapperszaak te starten. Dat werd de middenstandswoning aan de Enkweg 35 in Velp. De dames en herenkapsalon was voor de oorlog een zeer goed beklante zaak waar mensen als burgemeester Zimmerman en onder meer baron Van Pallandt vaste klant waren.Hierover is meer te lezen bij kapper Schulski.
Familie Schulski, Tweede Wereldoorlog
De heer en mevrouw Schϋlski kregen vier kinderen: oudste zoon Otto, een tweeling in 1938 en nog een zoon geboren in de oorlog. Door het huwelijk had het gezin de Duitse nationaliteit, terwijl zij zich Nederlands voelden. Ondanks de Duitse komaf van de heer Schϋlski en het in dienst treden bij het Duitse leger waren deze bijzonder moedige mensen actief in het verzet. Lees de herinneringen over de Tweede Wereldoorlog van zoon Otto Schulski.
Jeugdherinneringen van Marc en Peggy Pluim; een beeld van de zestiger jaren
Marc Pluim is al 20 jaar een bekend allround fotograaf met een studio in Velp. Hij is samen met echtgenote Marlies Rijk eigenaar van 'Marc Pluim fotografie'. Zij werken en wonen in de Emmastraat. Het gezin Pluim verhuisde in het voorjaar van 1965 van de Colijnstraat naar de Enkweg 2c. De vier jaar oudere zus Peggy en Marc zijn in de Colijnstraat geboren. Aan de Enkweg wordt nog een broertje geboren, Rob. In het najaar van 1970 verhuisden ze naar de St. Hubertusstraat. Het huis aan de Enkweg huurden meneer en mevrouw Pluim van de heer Van Kampen.
De aanleiding van het gesprek was een berichtje van Marc op facebook pagina 'Je bent Velpenaar als ...'.
Marc vertelt (d.d. 6-8-2013) over zijn jeugdjaren aan de Enkweg alsof hij in een rijdende trein zit en alle beelden langs zag komen. Mijn vragen, die ik voorbereid had, heb ik nauwelijks nodig gehad.
Het huis aan de Enkweg
Marc: 'Hoewel we hier maar kort gewoond hebben, heb ik de jaren aan de Enkweg wel heel intensief beleefd.
Mijn vader had een administratieve taak bij de politie. De mensen moesten eens weten dat ik weleens bonnenboeken stempelde met een stempel van de gemeente. Ook ging ik soms mee met oom Gorsink als hij het verkeer op het Velperbroek circuit ging regelen. Ik moest dan wel in de auto blijven zitten. Moeder zorgde voor de kinderen en het huishouden. Ze hield elk jaar 'grote schoonmaak', dan werd het hele huis op zijn kop gezet en werd er gewit. Wij kinderen kregen dan nieuwe speelimpulsen omdat dan alles anders stond. Met de stoelen op een rij kon je fijn spelen. Buiten hadden we een kloppaal. Hier gingen kleden over heen, die dan met de mattenklopper stofvrij geslagen werden. Aan de kloppaal maakten we weleens kleden vast en dan hadden we een prachtige tent.
Het huis werd verwarmd met een kolenkachel. De kolen werden gehaald bij Labots. Daar waren we al klant toen we nog in de Colijnstraat woonden. De kolenkit heb ik nog altijd bewaard. Mijn moeder maakte ons goed duidelijk dat de kachel gevaarlijk was, vooral de damp was gevaarlijk. Ze maakte de kachelruitjes schoon met koude thee. In de tuin stond een kolenhok. Achter het kolenhok gingen we weleens fikkie stoken, met de deksel van een emmertje van de Remia fritessaus.'
Zus Peggy weet nog: 'Moeder maakte vaak huzarensalade van aardappelen, rundvlees, bietjes enz. Dit werd dan op een ovale boerenbondschaal glad gestreken en hier overheen kwam weer een laag mayonaise. Dit werd dan opgemaakt met eieren, in waaiertjes gesneden augurken en op het laatst sla. Met een tube Zaanse mayonaise werd nog wat gedecoreerd. Dus er waren regelmatig dekseltjes.' Marc neemt het weer over: 'Als je die deksels aanstak dan kwamen er druppeltjes en als die vielen maakten deze een plof geluid. Zo speelde ik bommenwerper.'
Marc: 'Op vlagdagen mocht ik de vlag ophangen. Dan moest ik op een trap staan, want de vlaggenhouder zat midden boven de erker van het huis. Voordat ik de vlag ophing stond ik er heerlijk mee te 'vaandelzwaaien'. Ik voelde me betrapt toen ik op een keer zo gezien werd.
Op een goed moment kocht mijn vader van het spaargeld een Dafje bij Van Straten in de Parkstraat. Hier moest je heel zuinig op zijn. Hij had een boom op de kop getikt en van over dwars gezaagde planken en een geraamte van ijzer bouwde hij een prachtige schuur met open slaande deuren. De planken liet hij vast bij Meijrink zagen. In de deuropening van de schuur kwam een schommel te hangen. In de schuur stond een werkbank, ook een geliefde plek om te spelen. Hier heb ik van vader geleerd, hoe je een kromme spijker weer recht kan maken.'
Aan het einde van onze achtertuin stond een loods van autospuiterij Pas. Maar hiertussen vanaf 2a tot aan firma Meijrink liep een stuk 'niemandsland', voor ons een prachtige speelplek. De autolak zorgde soms voor een weeïge lucht.'
Elk weekend gingen we met het gezin naar Twente, eerst met de trein en later met het Dafje, op bezoek bij opa en oma. In de vakantie togen we met de Daf naar Ameland, een reis van een dag, dwars door alle dorpen en steden heen. De kist met spullen werd vooruit gestuurd. Voor onderweg namen vader en moeder broodjes, eieren (in een speciale plastic doos van Tupperware) en een thermosfles mee. We hadden dikke voorpret: 'Zou de mevrouw in Apeldoorn zich weer aan het aankleden zijn?' In Kampen aten we paling. De auto ging naar Ameland op een speciale autoboot en de mensen op een passagiersboot.
Dan vraagt Marc: 'Wist je dat je toen in de auto nog een dubbele bediening in de auto kon monteren? Zo kon moeder, zonder rijbewijs toch autorijden.'
Naast de familie Pluim, op 2b, woonden meneer en mevrouw Wien. Op het petroleumstel stond vaak wat te pruttelen. Ze dronken koffie met buisman. Moeder Pluim zei altijd: 'Als ze het nodig hadden gevonden, hadden ze het er wel in gedaan.' Marc: ' Om zo'n blikje heb ik wel wasknijpers geplakt, dan had je een mooi bekertje, zeker als je het ook nog lakte. Meneer Wien was een duivenmelker. Peggy hoort hem nog de duiven lokken: 'Kom maar, kom maar, kom maar.' Hij deed ook mee aan wedstrijden.
Over school
Marc: 'Ik zat nog net op Kleuterschool 'De Pinksterbloem' in Velp zuid toen we naar de Enkweg verhuisden. Na de grote vakantie ging ik naar de Prof. Casimirschool aan de Jan Luykenlaan. Op het schoolplein lag een groot rood tegelpad naar de ingang. De ruimte op het schoolplein aan de gymzaal kant was voor de klassen 1, 2 en 3 en in de ruimte aan de andere kant van het tegelpad speelden de klassen 4, 5 en 6. Tijdens het speelkwartier liepen de meester en juffrouw op het ruime schoolplein heen en weer en hielden een oogje in het zeil. Meester Vrieze zwaaide in die tijd de scepter, als hij op zijn fluitje blies en je wenkte om bij hem komen ..... Als je iets op je kerfstok had en de mazzel dat je nog net buiten het gezichtsveld was en je ook nog een kwartje in je broekzak had, stoof je over het muurtje naar bakker Meeuwissen om iets te kopen. Dat was spannend! Het plein was een prachtige speelplek. We gingen hinkelen, elastieken, tollen of knikkeren. Knikkeren mochten we ook in de boomspiegels van de bomen in de Jan Luykenlaan. Voetballen was ook toegestaan, weliswaar niet met een echte voetbal, maar met een bol van oude sokken. Bekend waren de rolschaatswedstrijden. Het was de tijd van Ard en Keesie. Na een afvalrace kregen enkele een vaantje en de allerbeste een medaille. Atje Keulen Deelstra kwam om deze uit te delen. Dat was wat! Soms deed je iets wat niet mocht en dan moest je op de gang staan. Als we erg ondeugend waren probeerden we om veters te laten branden. Er ontstond dan een enorme schroeilucht. Dit gebeurde meestal achter de muur bij het gymlokaal.
's Morgens dronken we melk in de klas. Bij de melkboer kon je een melkkaart kopen. Het waren van die piramide- vormige pakjes. Ik mocht ze weleens de klassen ronddelen, aftellen per klas en dan in grijze kratjes. Ze konden maar op één manier in de kratjes. Als de melk op was, kon je het pakje zo lekker laten knallen.'
Zus Peggy: 'Toen Marc op de basisschool zat ging ik al naar 'Het Rhedens' en dus heb ik de jaren aan de Enkweg heel anders beleefd. Ik moest naar de M.M.S. proefklas. Als je goed genoeg was mocht je door. Ik ben ook nog op zaterdagochtend naar school geweest.
Over de Casimir weet ik nog dat het verschil in niveau, vergeleken met de Prof. Van de Leeuwschool waar ik eerst op school ging, erg groot was. Bijvoorbeeld ontleden had ik nog nooit gehad.
Op de Prof. Van de Leeuwschool gaf juffrouw Rensenbrink les. Ik raakte in verwarring toen ik op de Casimir kwam en ook juffrouw Rensenbrink zag. Was ze meegegaan naar de Casimir? Wat later bleek dat ze een tweelingzus had, die als twee druppels water op haar leek.
Ik weet ook nog van de Casimir dat ik, toen Willem Alexander werd geboren, voor de hele school beschuiten met muisjes mocht smeren. Het waren roze muisjes, blauwe bestonden toen nog niet. Voordat alle vloeren weer aangeveegd waren .... . In mijn jaar was Vrieze echt hoofd.
O, ja, op een keer stak een klasgenoot zijn vinger op en vroeg of hij zijn zakdoek mocht gaan halen. De meester vroeg: 'Hoe heet dat doekje?' Leerling: 'Zaddoek'. 'Schrijf dat eens op het bord', beval de meester. Meester: Waar haal je die uit? Antwoord: 'Uit mijn zak'. Meester: 'Schrijf het dan nog eens op het bord, maar dan goed.' Ik ben het nooit vergeten.'
Marc: 'In de zesde klas kreeg ik de eer om samen met Martijn de Kempenaar te mogen klaaroveren bij de Rozendaalselaan. Je kreeg dan een 'pannekoek' mee om de auto's te laten stoppen en een fluit. En o, ja, van Vrieze kreeg ik eens een klap op mijn wang omdat ik samen met Arjen Peters boeren aan het laten was. Vader zei: 'Dan zul je het wel verdient hebben!' en verder werd er niet over gesproken.
Over de buurt, via de Bergweg naar de Koningstraat weer naar de Enkweg
Marc herinnert zich nog heel veel over de buurt: 'Op de punt van de Bergweg en de Enkweg stond het huis van tuinder Gerritsen. Wij noemden ze opa en oma Gerritsen. Ze waren al op leeftijd. Het waren aardige mensen. Als mijn vader of moeder een kerstboom bij hem kochten, kregen wij kinderen er een kleintje gratis bij.' Peggy vult aan: 'En in de zomer kon je er een bos dahlia's kopen voor een daalder, zo mooi!'
De begraafplaats lag tegenover Gerritsen aan de andere kant van de Bergweg. Peggy was verontwaardigd toen ze ontdekte dat de buurtkinderen er verstoppertje speelden. 'Voor hun was het heel gewoon, maar ik vond het schokkend', aldus Peggy.
Naast de begraafplaats bevond zich de bloemisterij van Siebelink. Hier gingen vader of moeder weleens violen kopen.
'Roeltje Schipper, de zoon van de slager uit de Koningstraat, was mijn vriendje', vertelt Marc. 'Met hem heb ik heel wat beleefd. We gingen weleens mee naar het slachthuis. Dat maakte indruk. Bij de slagerij stond een stinkende ton beenderen waar we weleens wat uithaalden. Ook maaien om te vissen'. Peggy: 'Ik weet nog dat die slager zulke lekkere nasi en bami maakte. Zo'n lekkere bami als van hem, heb ik nooit meer geproefd.' Marc met emotie: 'Op een keer, ik zal het nooit vergeten, waren we in de winter op het schuin lopende dakje van golfplaten sneeuwballen aan het gooien. De lol was om ze zo ver mogelijk te gooien, zodat ze er weer naar beneden kwamen glijden. Maar dat ging ook weleens mis en dan kwamen de ballen over de platen bij Venneman terecht. Op een gegeven moment was een medewerker daar het zo zat dat hij, helemaal door het lint, op ons af kwam stormen. Roel vluchtte de slagerij in en ik kwam op straat liggen. Hij schopte me bont en blauw. Gelukkig kwam de vader van Roel op het tumult af en kon ik naar huis. Later hoorde ik dat de sneeuwballen op de vrachtauto terecht kwamen, die hij juist aan het schoonmaken was. Mijn vader is er naar toegegaan. Hij had natuurlijk nooit zo mogen doordraaien. Het was voor mij een wijze les; dat wat je doet altijd gevolgen kan hebben voor anderen.
Tegenover de slager zat fietsenmaker Ben Beumer. Ik zie ik hem zo voor me met zijn blauw/grijze werkjas aan. Er stond een pomp voor het huis. Hij pompte benzine op uit een tank en liet deze dan met behulp van een kraantje in een blik (5 liter) vollopen.
Peggy: 'Mevrouw Bottema heeft ons bruidsboeket gemaakt toen we gingen trouwen. Een gedeelte van haar huis had ze ingericht als bloemenwinkel. Haar zoon was altijd vrijwilliger bij Kluiskamp.
Meneer Jacobs woonde ook in de Koningstraat. Hij was restauratieschilder. Hij kon marmer, hout en steen schilderen als de beste en deed mee aan wedstrijden. Marc: 'Hij heeft me ooit verteld dat hij na het schilderen zijn werk met rauwe boerenkarnemelk insmeerde om een mooi (diepte) effect te krijgen.'
'Kochten jullie het brood bij bakker Meeuwissen?' vraag ik. Nee, we gingen altijd naar Borggreve. Daar hadden onze ouders zo hun redenen voor' verklaart Marc. 'Ik weet wel dat Tarvo brood toen net nieuw was. Het was de tijd van King Korn.' ( Ik ga bij Japie eten)
Marc vertelt door: 'We haalden ondeugende streken uit. Ik weet nog dat ik, nota bene met de fiets van mijn zus, op de fiets klom er dan afsprong en de fiets tegen een muur liet knallen. We klommen ook wel op het dak van de gymzaal. Dat mocht natuurlijk niet, het was levensgevaarlijk. En in het fietsenhok bij de school werden, stiekem, de eerste sigaretjes gerookt.
Aan de Enkweg bevond zich kapper Van Geldere, Adriaan van Geldere, één van de twee broers, knipte behalve dames ook kinderen. Ik herinner me, een voor mij magisch ritueel wat ik pas later kon verklaren. Ik zie voor me hoe hij met een watje de kam schoonmaakte. Eén voor één ging hij met dat watje tussen de tanden van de kam. Ook kon je er je eigen meegebrachte flesje eau-de-cologne, bijvoorbeeld 4711, laten vullen. Tegen het einde van de behandeling spoot hij berkenwater op je haren. De zitting van de stoel kon dan worden omgedraaid voor de volgende klant.' Peggy vult aan: 'De kapper verdiende wat bij door het slachten van kippen, vooral de vrouw van de kapper regelde dit. Regelmatig werd ik gestuurd om daar kippenboutjes of een hele kip te kopen.'
Over timmerbedrijf Meijrink schreef Marc op facebook: 'Wij woonden een stukje naar beneden en ik kwam er vroeger vaak zaagsel halen. Opa Meijrink, die doodskisten maakte, keek me dan vreemd aan en mopperde dat ik geen zaagsel moest zeggen, maar houtkrullen. Boven de werkplaats was een zolder en daar werden de houtkrullen ingeblazen. Via een ladder en een luik kon je naar boven om een grote zak met krullen te vullen'.
In Marc zijn herinnering zat opa alleen maar doodskisten te maken, prachtige eiken houten doodskisten. Er reden vaak begrafenisauto's in de straat. Ze werden ook wel op een aanhanger vervoerd.
Naast Meijrink bevond zich de autorijschool van Prins. De familie verhuisde naar het noorden.
Onderaan de Bergweg zat groenteboer Riggeling. Hij ging met een wagen de klanten langs. Hij had een zoon Jan Willem en zijn zus heette Yvonne. Het was een dorpsboerderij, je kwam eerst op de deel. Hij verbouwde veel zelf.
Op de hoek van de Wilhelminastraat en de Rozendaalselaan zat kruidenier Meeuwissen. Het was de tijd van speldjes en sleutelhangers. Het toeval wil dat meneer en mevrouw Meeuwissen in de Hubertusstraat naast de familie Pluim kwam wonen. (augustus 2013)
Meijrink
De zaak van Meijrink is er niet meer, maar het reclamebord hangt nog aan de gevel (2015). Eric Oukes maakte de foto.
O.B.S. Daalhuizen
In de wijk neemt de Openbare Basisschool ‘Daalhuizen’ een bijzondere plek in. Veel mensen denken dat dit gebouw een gemeentelijk monument is, maar dat is niet het geval.
Bakkerij Meeuwissen
Aan de Enkweg op de hoek met de Koningstraat zit nog de winkel van bakkerij Meeuwissen. In 2005 vierde de bakkerij haar 105 jarig bestaan.
In één van de wekelijkse kranten van 2005 stond een artikel geschreven door Cristian Houkes:
VELP – Bakkerij Meeuwissen bestaat 100 jaar. Wie de winkel aan de Enkweg 25 in Velp binnen gaat, ziet aan het interieur dat het geen hypermodern bedrijf is. De bakkerswinkel straalt de allure van de prenten van Anton Pieck uit, dat wordt ook benadrukt door verschillende schilderijen van de vermaarde tekenaar en bedenker van het Sprookjesbos in de Efteling, en dat is het authentieke waardoor bakkerij Meeuwissen nog steeds volop als bedrijf in beweging is.
Grootvader Meeuwissen begon in 1905 in Arnhem een bakkerij en in 1910 vestigde hij zich in Velp. Hij werd opgevolgd door zijn twee zonen. ( De vader en oom van de huidige bakker Meeuwissen). Vader Meeuwissen is maar liefst 57 jaar bakker geweest en verleent nog steeds hand- en spandiensten aan de bakkerij. Door de jaren heen heeft de bakkerij heel wat meegemaakt. In de Tweede Wereldoorlog werd het volledig gebombardeerd, alleen de oven met de schoorsteen stond er nog. Alle muren waren weggeslagen. Maar met
beperkte middelen werd er ‘gewoon’ doorgewerkt en gebakken in de open lucht. De bakkerij wordt nu geleid door de vierde van de vijf zonen. Johan en zijn vrouw Jolanda. Bakkerij en winkel zijn aangepast aan de eisen van nu, waarbij echter de historische waarde behouden blijft. ‘Het is niet voor niets dat de zaak al meer dan 100 jaar bestaat!’, zegt bakker Johan enthousiast. Hij bakt ook regelmatig nieuwe soorten brood waar hij telkens weer zijn klanten mee weet te verrassen. Zo bakt hij regelmatig broden met een Mediterraans tintje. Vanaf augustus 2005 zet de bakkerij nog verschillende jubileumacties op en uiteraard worden de kinderen niet vergeten.
Vanaf 2009 zijn er bij de bakker ‘Daaltjes’ te koop. Deze lekkere wijkkoekjes zijn gemaakt naar een oud Hollands recept.
Helaas zijn de "Daaltjes" niet meer te koop.
Pand Enkweg nummer 1/3
Enkweg 1, van burgemeesterswoning, kapperszaak naar burgerwoning
Burgemeester Wesselink
Na zijn carrière bij de marine wordt Jean Philippe Wesselink burgemeester van Brouwershaven, Maassluis en Harlingen. Tweemaal geeft hij die functie op om zijn zieke vrouw bij te staan. Het is 1896 als Jean Philippe Wesselink (1845-1931) onder aan de Enkweg het huis met het bijzondere torentje laat bouwen. Aan de Enkweg zijde van de woning staat op de bouwtekening een serre getekend. De grond (4,35 aren) koopt hij van August Willem Krienen (bloemist), die een groot gedeelte van de punt tussen de Enkweg en de Bergweg in zijn bezit heeft. Eind 1896 gaan ze aan de Enkweg wonen, waar zijn vrouw in maart 1897 overlijdt. Enkele maanden later wordt hij burgemeester van Goes. Als hij op 86 jarige leeftijd in Den Haag overlijdt wordt hij op de Oude Begraafplaats in Velp begraven.
In korte tijd koopt en ruilt burgemeester Wesselink verschillende stroken grond van en met Krienen. Hiervan zijn nog verschillende aktes bewaard gebleven. De huidige bewoner van Enkweg 3, de heer Oostendorp heeft deze in zijn bezit. Als de burgemeester het huis verkoopt zit er tweemaal zoveel grond bij (8,64 aren). Het huis en grond komt in 1913 in bezit van de heer G. Blok voor 3500 gulden. Hij heeft hier gewoond van 1913 tot 1924.
Familie Van Geldere
In juli 1925 komt het huis in bezit van meester bakker M. Meeuwissen. De Villa heet dan 'Rusthove'. Hij koopt villa met erf, schuur en tuin. De heer Meeuwissen heeft nog meer panden in zijn bezit onder andere een woon/winkelpand aan de Enkweg. Anno 2022, nog bekend als bakker Meeuwissen.
Hij laat van Enkweg 1 in 1928 een dubbel huis maken en blijft de eigenaar van het hele pand. Op de (ver)bouwtekening van 1927 is het originele pand te zien en het plan tot verbouw van één tot twee woningen. De indeling hiervan is opmerkelijk te noemen. Op het dak komen zowel aan de noord- als zuidkant dakkapellen.
Of de familie Van Geldere dan al op 1 woont is niet duidelijk, maar vanaf 1935 opent de gebroeders Van Geldere hier een kapperszaak. Ze huren van M. Meeuwissen. Bertus knipt de heren en Adrianus, kortweg Janus genoemd, knipt de dames. De broers zijn dan 19 en 15 jaar oud. Aan de voorzijde van de woning worden de heren geknipt en geschoren en hierachter, gescheiden van de heren, de dames. De heren worden geassisteerd door hun zus Hubertha, roepnaam Bertha, van Geldere. Zij staat vermeld als winkelbediende.
Buurtbewoners, die de kapperszaak gekend hebben, spreken van een 'degelijk kapsel', vooral voor de heren. Er werden ook nieuwtjes uitgewisseld.
Omdat hun klantenkring groeit wordt de herenzaak uitgebreid met twee bedienden, Huub en Toon, ook twee broers en neven van de gebroeders Van Geldere. Hun zus Will assisteert bij de dames. Het is dus een hele familie aangelegenheid. Bertus trouwt in 1950 met Beb Evers. Zij gaan inwonen bij haar moeder aan de Ringallee en vijf jaar later betrekken zij Enkweg 13.
In 1952 komt het hele pand, Enkweg 1 en 3 in eigendom van Adrianus van Geldere. In 1985 wordt het 50e jarig bestaan van de zaak gevierd met een receptie in de Watermolen. De krant bericht hierover. Janus overlijdt op 25 januari 1998 en Bertus, die tot zijn 75ste actief bleef in de zaak, overlijdt twee jaar later. Zijn vrouw Bep van Geldere overleeft hem nog vele jaren.
In 2001 kopen Wilhelmien Maatman en Vera Rosenberg het huis van de nazaten van Van Geldere. Zij troffen nog voormalige eigendommen aan, zoals op de foto's te zien is. Zowel de bewoners van nummer 3 als Wilhelmien en Vera hebben achter hun huis behalve een eigen tuin ook een stuk gezamenlijke grond met een in/uitgang aan de Bergweg. Zij wonen er anno 2022 nog steeds met veel plezier.
Enkweg 3
Nog een familie Van Geldere
Voor de beschrijving van Enkweg 3 gaan we eerst weer terug in de tijd. Zoals beschreven bij Enkweg 1 is het huis in 1927 gesplitst in twee woningen. Enkweg 3 bestaat dan beneden uit een ruime hal met toilet, een kamer van 4.50x4.50, een keuken van 3.50x4 m en twee bergplaatsjes. Boven is er een overloop en twee slaapkamers.
Hier woont nog een broer van de gebroeders van Geldere van nummer 1, Johannes, roepnaam Hannes (1908-1986). Hij is getrouwd met Berendina van Geldere- van Woerkom. Ze hebben een groot gezin met zeven kinderen: Adriaan, Miep, Huib, Toon, Will en Hans. En een dochter, die op 20 jarige leeftijd is overleden.
Het is tegenwoordig moeilijk voor te stellen hoe zo'n groot gezin hier gewoond heeft, een badkamer was er niet.
Vader Hannes is kippenboer/poelier, hij slacht en verkoopt kippen. Eén zoon heeft achter het huis een autowerkplaats met een in/uitrit aan de Bergweg.
Familie Mars
De familie Mars huurt Enkweg nummer 3 van 1935 tot en met 1953 van M. Meeuwissen. De heer en mevrouw Mars hebben ook een groot gezin. Hij is loodgieter van beroep. Achter het huis staat een houten loodgieterswerkplaats van vader H.A.A. Mars. Moeder Mars zorgt voor hun tien kinderen. Zijn inwonende broer, die schilder is, heeft een stenen schuur met zolder tot zijn beschikking.
Tijdens de tweede wereldoorlog, op 14 april 1945, komen drie kinderen Henri, Joop en Herman om door oorlogsgeweld. Ze zijn begraven op de Rooms Katholieke begraafplaats aan de Bergweg. Broer Ton raakt ernstig gewond.
In 1953 verhuist het gezin naar de Dr. Fabiusstraat 1, waar het bedrijf wordt voortgezet. Ook is daar een werkplaats voor Ton die zijn schildersbedrijf voortzet en er zijn eerste winkeltje voor 'doe-het-zelvers' opent.
Als de familie Mars verhuist koopt Adrianus van Geldere het hele pand, winkelhuis, schuur, erf en tuin. Ook koopt hij enkele stukjes grond van hovenier Gerritsen.
Het is niet bekend wie er na de familie Mars aan de Enkweg 3 gewoond hebben.
Familie OostendorpVanaf januari 2001 woont de familie Oostendorp op nummer 3. Ze kochten de woning van mevrouw Van Gelre. Hiervoor woonde er een heer Van Gelre. De heer Oostendorp vertelt dat als hij gaat graven, er overal in zijn tuin kippenbotten tevoorschijn komen. Hij vertelt: "De kippenschuur staat er nog (zie foto), het verhaal gaat dat de deuren uit de voormalige brandweergarage van Velp komen. Boven en onder voorzien van heel oud beslag. Dit stenen schuurtje heeft eerder ook dienst gedaan als schilderwerkplaats van A.F. Mars. Onder de keuken ontdekten we een enorme waterput van wel 4 bij 6 meter. Deze was gemetseld en met roet aan de binnenkant behandeld om hem waterdicht te maken. In de keuken zat nog een aansluiting voor een waterpomp".
Pand hoek Enkweg 27 / Koningstraat 2
Op de hoek van de Enkweg en de Koningstraat staat een huis uit 1909. Hierboven is de aanvraag van het pand afgebeeld. In deze aanvraag heet de Koningstraat nog Nieuwe Schuinsche Weg. Links de bijhorende tekening. De familie Schimmel heeft het laten bouwen. Opvallend is de rijk gedecoreerde daklijst. Boven in de nok van het huis is 1909 geschilderd, dit staat ook op de tekening.
Familie Kranenburg op nummer 31
Vanaf 1952 woonde aan de Enkweg de familie Kranenburg. Hiervoor woonde de familie in Velp-zuid in de toenmalige villa op de hoek van de Larensteinselaan en de Kerkallee.
Gerrit Kranenburg was getrouwd met Teuntjen Grada Wolven.
Gerrit Kranenburg verhuurde wasmachines en centrifuges, later verkocht hij ze ook. Deze kwamen noodgedwongen te staan in de serre van hun woning die eigenlijk niet optimaal geschikt was als winkel. Dit ging ook ten koste van de leefruimte van de familie. Het gezin Kranenburg kon met recht bestempeld worden als een 'groot' gezin. Ten tijden van hun verblijf aan de Enkweg bestond het gezin uit 13 personen: pa en ma Kranenburg, opa & oma Wolven, 6 kinderen en 3 inwonende pleegkinderen en de twee honden.
Ad Kranenburg vertelt (2017):
"Opa Jan Wolven was van beroep schoenmaker. Oma Gerritjen Wolven-Ter Beek was een krachtige vrouw en voor velen in Velp een markante verschijning. Ze had als kind geleden aan kinderverlamming en daardoor gedeeltelijk verlamd en aangewezen op een rolstoel en driewieler. Voor de kinderen was de driewieler, naast de bakfiets van pa, een gewild transportmiddel. Oma Wolven, heeft ondanks haar handicap, een groot deel van de opvoeding van alle kleinkinderen op zich genomen. In 1955 heeft de oudste zoon Gerrit zich op 16 jarige leeftijd aangemeld bij de Marine en is als eerste kind uitgevlogen.
Wonen aan de Enkweg en aan het Enkplein in Velp-noord was voor ons kinderen een absoluut genoegen. Dat kwam o.a. door de ligging van de woning aan het grasveld, de bosrijke omgeving, de wijk met het indrukwekkende schoolgebouw en schoolplein, de Rozendaalselaan met de kleuterschool, het Rozendaalse bos, de klimboom en niet te vergeten het zwembad Beekhuizen.
Ook aan het huis met de lange gang, de serre, de voorkamer, die alleen voor bezoek en op zondag werd gebruikt, de eetkamer met grote tafel en tafelkleed waar het op zaterdagavond feestavond was met pel pinda's en limonade hebben we mooie herinneringen. De hal en trappenhuis met trap en trapleuning, die eigenlijk niet als glijbaan mocht worden gebruikt. De keuken met het mooie potkacheltje waarachter de hond Pollie een warme plek vond. En dan de bovenverdieping waar we als kinderen via de openslaande ramen van de achterslaapkamer, via het platte dak en het dakje van oma's driewieler stalling toch nog even konden ontsnappen aan het ouderlijk gezag als we weer eens voor straf naar bed waren gestuurd. De vreugde van ons als kinderen te wonen aan de Enkweg was relatief van korte duur, maar heeft een enorme indruk op ons achtergelaten.
De zaken met de wasmachinehandel gingen goed en het huis werd al snel te klein zeker ook omdat uitbreiden met een echte winkel onmogelijk was. De zaken liepen zo goed dat we in 1957 van woning ruilden met bakker, banketbakker Zinnemers in de Mauritsstraat. Dit pand had een winkel en woonhuis. De bakker stopte met de zaak en had er wel oren naar om naar de Enkweg te gaan. Wij verhuisden naar de Mauritsstraat 1 (hoek Graaf Ottostraat) en breidde daar de zaak in witgoed verder uit. Voor ons kinderen was dit niet echt een vooruitgang door het gemis van de prachtige woonomgeving, maar voor onze ouders was dit de kans om verder te kunnen bouwen aan de uitbreiding van hun bedrijf."
Huisnummers 29 en 31
Deze foto is beschikbaar gesteld door de heer en mevrouw Dominicus. De grootouders en ouders van Henk Dominicus hebben jarenlang aan het Enkplein nummer 4 gewoond. De foto is dan ook hiervandaan gemaakt. Het pand is gebouwd in 1910, waarschijnlijk is de foto in de dertiger jaren gemaakt.
Het rechter meisje met beer, is Tilly Jolink.
Beide huisnummers hebben een serre. De bouwstijl is te vergelijken met de huizen aan de Rozendaalselaan, maar dan minder groots.
Helemaal bovenop het huis zat een versiering, kantelen, die nu niet meer aanwezig is. Kantelen zijn opstaande delen van een getande bovenkant van oude muren. Volgens Harry Kranenburg heeft Co Jacobs het verwijderd, vermoedelijk omdat het rot (van hout?) was. Ook de twee stenen torentjes zijn verwijderd. Het luik is vervangen door een raam.
Het pand heeft verschillende bewoners gekend, op nummer 29: familie Pouwels, familie Smulders en mevrouw Palan-Kovacs. Op nummer 31: familie Kranenburg, familie Zinnemers, familie Lijkendijk en weer een familie Lijkendijk (zoon van).
Familie Kleinstarink
Begin jaren '30 kwamen Janna Kleinstrarink-Vos en Herman Kleinstarink samen met dochter Elske Wilhelmina Hendrika vanuit de Kerkallee aan de Enkweg op nummer 8 wonen. Elske, zij werd Miny genoemd, werd geboren op 18 maart 1924. Zij had nog 2 zusjes, een tweeling Hennie en Aya.
Schooljaren
De meisjes gingen naar School 1 aan de Vondellaan. Op de benedenverdieping bevond zich de lagere school. Miny kon goed leren. Ze was het lievelingetje van meester Hoitink. Na de lagere school ging zij naar de MULO-school en op haar 18e, in 1942 behaalde zij haar HBS-B diploma. Ze wilde graag dominee worden. Daarvoor moest zij dan wel nog Staatsexamen doen, waarvoor zijn in 1944 in Amersfoort zou slagen.
Geloof
Vanaf haar 12e jaar ging Miny op catechisatie bij dominee P.A. Stapert, een hervormd predikant uit 's Heerenberg, die voor de Protestantenbond in Velp catechisatie gaf. Later volgde ze catechese-lessen bij de vrijzinnige dominee J.W. Sepmeijer.
De ouders van Miny, Janna en Herman waren in de Hervormde Kerk getrouwd. Haar moeder was bij de Protestantenbond op catechisatie geweest, maar desalniettemin "aangenomen" bij de Hervormden. De vader van Janna Kleinstarink-Vos, Aart Vos, was namelijk in 1885 één van de oprichters van de Protestantenbond in Velp.
Periode 1940-1945
Miny was lid van de padvinderij. In het begin van de Tweede Wereldoorlog werd een organisatie als de padvinderij al meteen verboden door de bezetter. Kerkelijke verenigingen werden nog wel getolereerd. Zo werd een jongerenvereniging als de Vrijzinnige Christelijke Jeugdcentrale, (VCJV) het alternatief voor sociaal contact. Miny en haar zusters waren actief in deze organisatie. Veel van de jongeren die zij bij de VCJC ontmoetten, waren net als hun ouders, aanhangers van de Protestantenbond. Dat betekende in Velp in die tijd dat je wel afweek van het gebaande pad.
Bijna de hele groep die bij de VCJC aangesloten was deed belijdenis bij de vrijzinnige dominee J.W.C. Ort in Spankeren. Zo ook de toen 18-jarige Miny. Met paard en wagen trok men daarheen, want er reden geen treinen of bussen meer in die oorlogstijd. Als je aangenomen was betekende het dat je mocht deelnemen aan het Avondmaal. De toegang tot dit Avondmaal in de Hervormde kerk in Velp werd Miny echter ontzegd, omdat zij niet in de (behoudende) Hervormde Kerk belijdenis had gedaan. Miny Kleinstarink heeft diezelfde dag nog haar lidmaatschap van de Hervormde Kerk opgezegd. Dat was toen wel een drama in familiekring. Met haar vriendengroep is zijn toen naar de Remonstrantse Kerk in Arnhem gegaan, waar ze wѐl mocht aangaan aan het Avondmaal. De predikant Gerrit Jan Hoenderdaal ontving hen met open armen: "Of u lid ben van een kerk of niet, wij nodigen u in liefde uit ...."
Met de groep jongeren van de VCJC gingen de meisjes Kleinstarink tijdens de oorlog kamperen op de Burgershoeve in Spankeren of op het Veentje in Laag Soeren. Daar hield men dan een soort kerkdienst met of zonder predikant en werd er stevig gediscussieerd, maar ook plezier gemaakt. In de bezettingstijd zocht men in deze bijeenkomsten naar verdieping en iedereen was zeer betrokken. Men had daarbij een idealistische kampspreuk als credo: "Verbonden met allen die van goede wille zijn, gedragen door hogere kracht."
Arnhem was geëvacueerd en Velp lag in de winter van '44-45 in de frontlijn. In School 1 zaten Duitsers. Het woonhuis Enkweg 8, waar de familie woonde werd de plaatselijke telefooncentrale, omdat het één van de weinige huizen in Velp was die telefoon had. Dit vanwege het feit dat vader Herman Kleinstarink bij de PGEM (Provinciale Geldersche Elektriciteitsmaatschappij) werkte.
De familie maakte in de periode van 11 tot 16 april 1945 de beschietingen en de V1 aanvallen mee.
Predikant
Na de oorlog is Miny daadwerkelijk theologie gaan studeren aan het Remonstrants Seminarium in Leiden, waar al vanaf 1915 vrouwen werden toegelaten tot de opleiding Remonstrants predikant. Tijdens het huwelijk van haar zusters ontmoette zij Jhr. Joan Philip Laman Trip met wie zij in 1950 trouwde. Miny studeerde verder en werd kandidaat. Zij ging een glansrijke carrière als predikant tegemoet. Ze is in 2015 gestorven.
Deze informatie is een onderdeel van een artikel uit Ambt & Heerlijkheid nr. 198 maart 2018 van de Oudheidkundige Kring Rheden Rozendaal. Met dank aan Fineke Burgers.