Veenendaal

Halverwege de Bergweg bevindt zich een dwars straatje wat vroeger het Veenendaalse paadje genoemd werd. Hier staat nu een oude opgeknapte boerderij met nummer 24a,eigendom van Gerrit en Ria Middelkoop. Vroeger hoorde dit bij de Enkweg. Aan het einde van de negentiende eeuw stond hier een houten schuur met een zolderverdieping waar hooi werd opgeslagen en op de begane grond stonden wagens die dienden voor het vervoer van o.a. bakstenen van de steenfabrieken naar bouwplaatsen en van bomen uit het bos naar de zagerijen. SleperijDeze wagens werden getrokken door forse trekpaarden die gestald werden in de naastgelegen boerderij. Boerderij, schuur en loodsen vormden wat wij nu een transportbedrijf zouden noemen. Een dergelijke onderneming werd aangeduid als een “slepersbedrijf”, verwijzend naar het verslepen van bomen uit de bossen. Kennelijk gingen de zaken, met de nodige bouwactiviteiten in en rond Velp, voorspoedig en kon in 1902 de houten schuur worden vervangen door een stenen gebouw. De afgebeelde foto moet dus voor 1902 genomen zijn. Toen de bouwactiviteiten in de omgeving minder werden was de overstap naar het vervoer van kolen een logisch vervolg van de bedrijfsactiviteiten. De tekst is beschikbaar gesteld door Gerrit en Ria Middelkoop, de foto door mevrouw Dalman-Metz.

In het boekje ‘Velp en Rozendaal in oude ansichten’ (deel 3) staat sleperij Veenendaal genoemd als één van de drie sleperijen in Velp:
‘Voor de vrachtauto zijn intrede deed, vormden paarden, hitten (klein paard), ezels, ossen, bokken en honden (voor de trekhondenwet) de animale trekkrachten voor zover een ambachtsman niet zichzelf voor z’n karretje spande. Talrijke bodediensten verzorgden het goederenvervoer tussen dorp en stad. Voerlui deden het ter plaatse, vooral met materialen als hout, bakstenen, zand en grint. Kleine boeren pikten dikwijls dergelijke vrachtjes mee. Er bestond een drietal bedrijven, transportbedrijven en sleperijen, dat zich uitsluitend op het vervoer met kar en paard toelegde. Of met een mallejan voor boomstammen. Dat waren: J. Veenendaal (Mariastraat, thans Wilhelminastraat), G. Veenendaal (Enkweg-Bergweg) en G. Zinnemers (hoek Dennenweg). Ze maakten daarbij gebruik van de lange of korte kar’.

Mevrouw Dalman-Metz (geboren in 1930) vertelt:
'Gerrit Veenendaal en Hendrika Veenbrink waren mijn opa en oma. Mijn opa staat tweede van links op de foto en het jongetje naast hem is mijn oom Willem. Zij woonden toen ik kind was op de Enkweg nummer 9. In 1936 heb ik ze voor het laatst gezien toen we van Arnhem naar Maastricht verhuisden. Hiervan herinner ik me niet zo veel meer.
Eind 1939 zijn we een paar dagen naar Velp geweest en hebben toen bij mijn oom Willem en tante Leen gelogeerd, die toen op nummer 9 woonden. Op nummer 11 woonden mijn oom Gert en tante Door. Deze twee broers hadden toen al een brandstoffen/kolenhandel.
In 1891 trouwde Gerrit Veenendaal (1859-1938) met Hendrika Veenbrink (1865-1939). Zij kregen vier kinderen: Willem, Netje (Janetta Catharina), Heintje (Hendrika) en Gerrit (Gert).Familie Veenendaal, naast het huis. Foto van mevr. Dalman-Metz.Willem huwde met Magdalena Arends of (Arendsen). Zij kregen twee kinderen, Hendrika (kleine Heintje) en Marinus (Rinus).
Netje huwde met Willem Cornelis Metz. Ook zij kregen twee kinderen: Johanna (Jopie) en Hendrika (Henny).
Heintje huwde met Ben Eymers, zij kregen drie kinderen: Bennie, Gert en Corrie.
Gert huwde met Theodora Snellenburg. Zij kregen één meisje, Dini.
Mijn vader en moeder waren Willem Cornelis Metz en Netje Veenendaal. Ik ben de jongste dochter. In 1943 kwamen wij op de Bergweg 5 te wonen. Ik heb hier gewoond tot aan mijn trouwen in 1956.
Aangebouwd aan nummer 9 en 11 zat een grote deel waar in de muur een luikje zat waarbij je in de keuken keek van nummer 11. Wat ik me herinner van voor 1936 is de aparte houten w.c. met deksel die deel uitmaakte van de deel. Ook stonden daar de paarden op stal die, wanneer ze met de hoeven tegen het houten beschot trapten, een hels lawaai maakten. In de grote toegangsdeur zat een kleinere deur met hogere instap. Buiten gekomen had je links de overdekte ruimte waar brandstop lag opgeslagen en rechts een grote schuur. Toen hadden mijn beide ooms al de brandstoffenhandel.
Het Veenendaalse paadje zal genoemd zijn naar mijn opa, die daar zijn bedrijf had, het slepersbedrijf. Hij heeft hier een paar woningen laten bouwen voor het personeel. ( Ik geloof dat oom Willem en tante Leen daar in het begin nog hebben gewoond). Ook heeft hij de drieslag, aan het eind van het pad, rechts op de Bergweg laten bouwen. Bouwtekening en evt. aanvraag. De linker hoekwoning van de drieslag werd bewoond door de familie Woestenenk. Eind veertiger jaren ging ik bij familie (Jan) Vermeer en bij familie (Peter) Schabbink in het Veeenendaalse paadje weleens huur ophalen. De huren bedroegen ƒ3.50 à ƒ4.50 per week. Deze woningen zijn later in het bezit van mijn ouders gekomen.'