Vlak na de tweede wereldoorlog woont de familie de Roo in huize Dordtwijck. Hoewel landhuis Daalhuizen niet ongeschonden uit de oorlog kwam is er door de staf van de Wederopbouw tijdelijk gebruik gemaakt van Daalhuizen. Eigenlijk zouden ze hotel Beekhuizen verblijven, maar dit was net als bijna alle hotels in Velp, verwoest.
In 1947 wordt het landgoed gesplitst in een deel Dordtwijck van de fam de Roo en een deel Daalhuizen, dat met huis, koetshuis en tuin wordt verkocht aan de heer E.J.H. de Graaf. Het deel van het landgoed ten zuiden van de Arnhemsestraatweg wordt door de fam. de Roo in 1952 verkocht. Hier worden de huizen in het Zaalbosgebied gebouwd. Daarna wordt in 1955 een strook langs de Daalhuizerweg afgesplitst voor de bouw van twee-onder-een-kap woningen. Ook het noordelijke deel van Daalhuizen wordt door de heer de Graaf verkocht, en daar worden de woningen van de componistenbuurt gebouwd.
Het echtpaar Eduard Jacob Hendrik de Graaf en Ingetje Johanna Joosse woont aan de Daalhuizerweg voorheen nr.6 in de villa de Arnhorst. In deze villa is ook de ‘Eerste Arnhemsche Handweverij Inge Joosse’ (EAH) gevestigd, waar gordijnen, tafelkleden en kleding (jasjes) geweven worden. De primaire productie op de weefgetouwen wordt in 1949 in het landhuis ondergebracht. Hiervoor moet eerst de oorlogsschade aan het huis hersteld worden. In het huis woont eerst de fam. Bootsman op de bovenverdieping; de heer Bootsman is vertegenwoordiger van de EAH. Later komen hier Hans (broer van Eduard) en Greet de Graaf te wonen. Op de begane grond woont ook nog de tuinman Jansen.
De familie Posthuma woont vanaf 1951 in het koetshuis. De heer Posthuma regelt de zaken in de weverij in het landhuis. De nu 80 jarige mevrouw Posthuma haalt samen met haar dochter Erna Romeijn, die in 1953 in dat koetshuis geboren is, herinneringen op:
De heer Posthuma werkte al voor de weverij in de Heemskerklaan. Mevrouw Posthuma komt uit Hengelo en ze trouwen in 1950, waarna ze in het koetshuis gaan wonen. Het was een heel groot en luxe huis met grote grasvelden rondom het landhuis en het koetshuis. De oranjerie langs de Daalhuizerweg was inmiddels verdwenen. De aangelegde tuin was in een bosgebied veranderd. Het gebied was ideaal voor kinderen om te spelen; het was leuk om speelgoed over het hek bij de vijver te gooien, dat rolde dan mooi naar beneden. Bij mooi weer zat in de middagpauze het personeel van de weverij op het grote grasveld.
Als de weverij failliet gaat moet de familie Posthuma het koetshuis verlaten.
Het verhuisbedrijf van Heusden, Pullen & Keuken gaat er vanaf november 1953 gebruik van maken. Het gezin van Heusden gaat aan de voorkant in het westelijk deel van het koetshuis wonen. Het middendeel met de stenenvloer met putten, waar vroeger de koetsen stonden en gewassen werden, wordt gebruikt voor de vrachtauto’s en het maken van de houten kisten. Deze op maat gemaakte kisten worden gebruikt voor tramsport van huisraad bij een emigratie. Het achterdeel aan de oostzijde van het koetshuis, de vroegere paardenstallen waarvan de ruiven nog aanwezig zijn, wordt verhuurd aan het autoreparatiebedrijf van dhr. Wichards.
De muren van het koetshuis zijn van steen en de dakopbouw is van hout: “een schip van hout”. Vanwege het brandgevaar zit de familie klaar om bij onraad te vluchten.
Via de achteringang kon je heel makkelijk de Beethovenlaan bereiken. Aan de voorzijde ligt het pad dat langs het landhuis naar de uitgang op de hoek van de Arnhemsestraatweg leidt. De heer van Heusden had een speciale sneeuwschuiver gemaakt die voor op een bestelauto gemonteerd kon worden om het toegangspad begaanbaar te maken.
Het grote grasveld tussen het koetshuis en de vijver wordt verhuurd aan boer Cremer, die er paarden en koeien laat weiden.
In de winter werd er op de vijver geschaatst. Als moeder van Heusden de lichtjes in de boom aandeed, had ze chocolademelk en thee klaar.
In het landhuis vestigt zich vanaf 1954 “RWF Lederwaren” van de heren ’t Riet, Wegkamp en Fisher. Er worden voornamelijk damestassen gemaakt. Rond 1960 vertrekt de heer ’t Riet, en begint een eigen bedrijf “Forty Four”, eerst in Arnhem, later op de Nordlaan in Velp. Op Daalhuizen blijft de firma “Princes” van Wegkamp en Fisher achter, en legt zich toe op meer populaire producten zoals boodschappentassen.
Begin 60er jaren komt het eigendom van het gebied met het landhuis en het koetshuis in handen van de heren Verboon ten behoeve van de Cooperatieve Verzorgingsflat Daalhuizen 96A . Dit project gaat niet door en wordt de Staat de eigenaar. Er gaan wel allerlei geruchten over een bestemming en invulling van het terrein en de bebouwing. Het wordt ook nog gebruikt als stalling voor paarden. Maar in 1966 worden het landhuis en het koetshuis gesloopt, en wordt op het gebied later een park aangelegd.