De heer Fokko Monsma vertelt:
"Voor mij was het destijds een enorme schok om te horen dat Gemma niet mijn zusje bleek te zijn. Verder was de oorlog voor mij als een spannend jongensboek.
Wij woonden als gezin bij het uitbreken van de oorlog al in ons huis aan de Schonenbergsingel. Dat weet ik heel zeker omdat ik me herinner dat mijn broer en ik, onder tranen van mijn moeder en oudere zusjes, uit bed werden gehaald en beneden in de voorkamer aangekleed werden op die bekende ochtend.
In het bosje tegenover ons huis stond een grote beuk, verschillende eiken en er waren open plekken. In de oorlog deed het dienst als kampement voor de Duitsers, die uit Frankrijk terugtrokken, als kampement voor de bevrijders en als veldkeuken.
Veel villa's in de omgeving waren gevorderd door de Duitsers, waaronder Mezzo Monte Nieuw Terhorn en Mon Repos. Bij deze villa waren de deurkrukken weggehaald, maar wij jongens hadden een deurkruk, welke precies paste, zodat we toch naar binnen konden om op onderzoek uit te gaan.
Voor ons huis op straat stond een afzetting, het was Spergebied. Vader had een doorgang gemaakt in het hek tussen ons en de buren, zodat mensen er toch door konden.
Een paar weken voor de bevrijding lagen de beuken van de Arnhemsestraatweg vanaf de Laarweg tot aan de Daalhuizerweg over de weg als een enorme wegversperring. Er lagen ook mijnen.
Bij onze buren is er een granaat ingeslagen. Scherven schampten de bakstenen muur van het balkon aan de achterkant van ons huis. Tot grote schrik beseften mijn moeder en Mien Roos dat Gemma daar buiten nog lag te slapen. Er was allemaal rode poeder op haar neer gedwarreld. Mien Roos was ons inwonend dienstmeisje van begin jaren dertig tot eind jaren veertig toen ze trouwde.
Mijn broer en ik waren misdienaar, niet in de eigen fraaie kapel van het zusterklooster op Larenstein, maar in de geïmproviseerde kapel in het gebouw Sancta Maria, dat apart lag, rechts even na het begin van de oprijlaan. Deze ruimte was afgestaan aan de paters van de oude Velperweg toen zij moesten evacueren. Deze paters hebben ook nog een tijdje in twee villa's aan de Arnhemsestraatweg onderdak gehad. Na de bevrijding mochten zij als vrijwel de eersten weer terug naar hun klooster. Als misdienaars hadden mijn broer en ik toen aparte pasjes om langs kordon F. in de nog lege en verboden stad Arnhem te komen.
De laatste dagen en nachten voor de bevrijding brachten we door in de kelder van ons huis. Dokter Kijlstra, een vriend van vader en woonachtig op nummer 5 van de Schonenbergsingel, kwam bij iedereen langs om te kijken of 'alles in orde' was. Ik herinner me dat mijn vader op een wat rustig moment vanuit het steekraampje op zolder poolshoogte wilde nemen. Toen hij het raam opende kreeg hij dit boven op zijn hoofd door een enorme explosie. Villa Mezzo Monte werd opgeblazen, waarschijnlijk omdat er een onderdeel van de SD was gevestigd. Als kinderen vonden we die knal en de buil op het hoofd van Pa hoogst interessant.
Op 16 april stond er een onbekende boven aan de keldertrap met een Engelse sigaret. Hij maakte onderdeel uit van de stoottroepen van de bevrijders. Hierna kwamen de tanks over de Schonenbergsingel en gingen naar de Koningstraat. Ze hadden haast om Velp te bevrijden."
Op 16 mei 2014 vond er in de villa aan de Schonenbergsingel een bijzondere ontmoeting plaats. De huidige bewoners ontvingen mevrouw Evelyne Schön (Gemma), Fokko Monsma, nog een broer en een zus en één van de onderduikjongetjes, Louis Rozendaal.
De huidige bewoners, de heer en mevrouw Schuuring, betrokken in 1986 de villa. Zij ontdekten een bevloerde en een niet bevloerde zolder. Op het gedeelte van de niet bevloerde zolder vonden zij een bed van stro, kleren en een paar schoenen, een fietsplaatje en een autootje. 'Vermoedelijk was dit de schuilplaats van een onderduiker, het moet niet makkelijk geweest zijn om hier snel te komen', vertelt de heer Schuuring (2013).Tot op de dag van vandaag is onbekend voor wie dit bed een onderduikplaats is geweest .